September is voor mij elk jaar de maand van nieuwe dingen. De zomer, die eraan vooraf gaat, geeft me energie om iets anders op te pakken. Het voelt dan alsof ik alvast aan een volgend jaar begin, een fris hoofdstuk. Hoewel de energie dit jaar heel anders is, kreeg ik in september weer zin in het hoofdstuk ‘werk’. Natuurlijk is werken voor mij niet nieuw, maar na alles wat ik heb meegemaakt dit jaar ervaar ik dat wel zo. Er is een leven voor en een leven na Maxine. Van mijn werkgever kreeg ik tijdens de ziekte en na het overlijden van Maxine alle ruimte om er thuis voor mijn gezin en mezelf te zijn. Nu kreeg ik de behoefte om weer rustig aan te beginnen.

Mijn eerste stap was een afspraak met de Arboarts. Ik trof een hele begripvolle man die een en al oor was en mijn verhaal met belangstelling aanhoorde. Al snel zat ik met tranen in mijn ogen en een doos tissues voor mijn neus over onze tragedie te vertellen. Toen de tranen waren opgedroogd vertelde ik hem wat werk voor mij betekent en hoe belangrijk mijn collega’s voor me waren (geweest) tijdens deze bizarre periode. Daaruit haalde hij de ingrediënten die voor mij belangrijk zijn om weer zo snel mogelijk energie te krijgen uit het werk. ‘Hiermee moet je op zoek gaan naar succeservaringen’, gaf hij me mee. ‘ En ga vooral eerst koffie drinken met je collega’s’. Ik, die nog nooit een reïntegratietraject had meegemaakt en wil dat dit zou slagen, volgde zijn adviezen trouw op. De koffie- en wandeldates waren snel gepland, want aan belangstelling was geen gebrek. Tijdens de dates werd ik bijgepraat over het wel en wee van de afdeling en vertelde ik hoe het intussen met mij ging. Dat werkte drempelverlagend; al die tijd waren dit twee verschillende werelden geweest  die naast elkaar bestonden. Binnenkort zouden deze bij elkaar komen. Ik was heel benieuwd of dat eigenlijk wel mogelijk was, maar besefte me dat dit de realiteit was waar ik aan zou moeten wennen.

Tijdens de dates werd ik bijgepraat over het wel en wee van de afdeling en vertelde ik hoe het intussen met mij ging. Dat werkte drempelverlagend; al die tijd waren dit twee verschillende werelden geweest  die naast elkaar bestonden. Binnenkort zouden deze bij elkaar komen.

20 september was mijn eerste echte werkdag. Mijn spijkerbroek en slippers verruilde ik voor een rokje en hakken, om in de ‘werkmood’ te komen. Het voelde gek en goed om die ochtend, net als de meeste ouders die hun kind hebben weggebracht, in de auto te stappen op weg naar kantoor. Gek om niet terug te fietsen naar mijn veilige thuishaven waar het niet uitmaakt of ik me rot, blij of verdrietig voel. Goed om weer deel te nemen aan de maatschappij. Het maakte me wel intens verdrietig die ochtend dat ik maar één kind mocht wegbrengen. Onderweg schoot ik daarom vol en werd het me duidelijk dat ik vandaag ook een afschuwelijke periode afsloot… ‘Dit heb ik nooit gewild’ zei ik hardop tegen mezelf. Mijn gedachten dwaalden af naar mijn oude leventje waar ik intens naar terug verlangde.

Door de opbeurende muziek in de auto klaarde ik op en kwam ik redelijk goed geluimd bij kantoor aan. Dat bleek niet voor lang. De fijne collega die me opving nam me apart en vroeg me rustig te gaan zitten. ‘Ik moet je wat ergs vertellen’, zei hij. ‘De man van onze leidinggevende is vanochtend plots overleden aan een hartstilstand…’ Toen hij het vertelde stond mijn hart ook even stil… Hoe bizar dat mijn eerste werkdag begon met zo’n vreselijk verlies. Ik moest direct terugdenken aan het mooie gesprek dat ik een week daarvoor met haar had, waarbij ze openhartig vertelde hoe ze een ander verlies een plek had kunnen geven. Het gesprek had me vertrouwen gegeven in mijn re-integratie, mede omdat ze had ervaren wat een rouwproces is. En nu moest ze met haar gezin hier weer doorheen. ‘Wat een oneerlijke wereld’, zei ik tegen mijn collega. Eigenlijk had ik behoefte aan steun en een afdeling met collega’s die me met open armen zouden ontvangen. Begrijpelijkerwijs kwam ik terecht in een hele verdrietige sfeer. De open armen waren er ook. ‘Jij moet zo snel mogelijk uit deze ruimte’, zeiden ze. Ik werd meegenomen voor koffie en een goed gesprek. Na een paar bakken ging ik beduusd naar huis. Daar heb ik een tijdje voor me uit zitten staren om de woorden te vinden die ik mijn leidinggevende even later stuurde. Ik voelde de pijn die zij nu ook zou voelen. Het zorgde bij mij voor een herbeleving waar ik niet op zat te wachten, maar waar ik helaas toch weer doorheen moest.

Daarna kroop ik achter mijn laptop om van deze ervaring te bekomen. Het voelde eenzaam; ik had het gevoel dat ik in een luchtbel rondzweefde. Ik was aanwezig, maar ook weer niet.

Twee dagen daarna ging ik opnieuw naar kantoor voor het vervolg van mijn re-integratie. De scherpe kantjes van de heftige pijn waren er vanaf. Ik trof een afdeling waar de storm weer een beetje was gaan liggen. Iedereen probeerde de werkzaamheden weer op te pakken. De werkdag begon met een korte (staande) vergadering waar we het laatste nieuws bespraken en bepaalden welke berichten op welk kanaal een publicatie verdienden. Daarmee werd ik meteen in de dagelijkse realiteit van mijn collega’s gezogen, terwijl ik uit een hele andere realiteit kom. Ik zag het als de eerste ontmoeting tussen onze twee werelden. Daarna kroop ik achter mijn laptop om van deze ervaring te bekomen. Het voelde eenzaam; ik had het gevoel dat ik in een luchtbel rondzweefde. Ik was aanwezig, maar ook weer niet. De luchtbel spatte uiteen toen een lieve collega me opzocht om te vragen hoe het met me ging. Eerder verloor ze haar man aan kanker, dus zij weet hoe het voelt om na zo’n verlies weer terug te komen op het werk. Na een fijn gesprekje, wat mailtjes en telefoontjes ging ik met een beter gevoel naar huis. Ik zag er tegenop om naar een stil en leeg huis te gaan. Eenmaal thuis voelde het fijn om weer in mijn eigen omgeving te zijn.

Tijdens de werkdagen die volgden ging het steeds beter. Ik maak deel uit van een leuk team en pak klussen op waar ik energie van krijg; artikelen schrijven, webstatistieken bekijken en het verbeteren van het ‘newsroom-overleg’. Drie uurtjes ervaar ik al snel als (te) weinig. Met een vergadering, (koffie)afspraak en het versturen van een paar mailtjes vliegt de ochtend om. Ik merk dat ik enthousiast word en meer wil, maar wil niet te hard van stapel lopen. ‘Als je het gevoel hebt meer te kunnen, dan ben je blijkbaar je accu aan het opladen’, zei mijn Arboarts eerder. Mijn enthousiasme beschouw ik als positief. Het is bijzonder om te merken dat ik, tijdens het opgaan in een werkklusje, even niet bewust aan Maxine denk. Toch is ze altijd bij mij. En mede dankzij haar komt mijn ‘oude ik’ weer tevoorschijn. Dat doet me denken aan een uitspraak van Jeff Foster die ik toegestuurd kreeg van een dierbare vriendin: ‘True healing is not the fixing of the broken, but the rediscovering of the unbroken.’ Mijn ‘oude ik’ zit in een nieuw jasje die zin heeft om nieuwe klussen op te pakken in een nieuwe rol. Want hoewel ik erin geloof dat de twee werelden weer bij elkaar komen, zullen ze nooit meer hetzelfde zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *